Voor velen is Pinksteren een vaag feest. Het staat verder van de mensen af, dan Kerstmis en Pasen. Want met Kerstmis wordt er een kind geboren. En in dat kind is God met ons. Dààr kun jij je iets bij voorstellen. Op Pasen verschijnt Jezus weer aan zijn leerlingen. En in die verschijning laat God weten, dat God nooit los laat wat Zijn hand begon. Al klinkt het geheimzinnig: ook dààr kunnen wij ons wel een voorstelling van maken. Maar met Pinksteren: dan wordt alles onduidelijk. Dan heeft God ineens geen lichaam meer. Dan is God een Geest. En dan kan God dus overal en nergens zijn. Zo kan Pinksteren dus verder van jou af staan dan Kerstmis en Pasen. Maar zou dit niet andersom moeten zijn? Want: kijk wat er in het Pinksterverhaal gebeurt met de leerlingen van Jezus! Tot voor kort hadden zij Gods Geest herkend in Jezus. De leerlingen zagen de heilige Geest dus ergens buiten zichzelf. Maar als het Pinksteren aanbreekt, dan waait die Geest het huis binnen van hun eigen leven! Tussen hun stoelen en tafels, schilderijen en vloerkleden. Dichter bij kan dus eigenlijk niet. Deze ervaring, die doet wat met hen. Die verandert hen. Ineens zijn zij bevrijd van de geest van schaamte en van angst. Zij komen naar buiten. Zij laten zich zien. Er staat wat te gebeuren, voel je dan ook aan het slot van het Pinksterverhaal. Er komt kracht vrij. De kracht van de Heilige Geest, die plotseling in het spanningsveld van ons eigen leven kan komen binnenwaaien.
gepubliceerd op 16 mei 2013