Anderhalve week na de aanslag op de redactie van het satirische tijdschrift Charlie Hebdo en de daaropvolgende gijzeling in een kosjere supermarkt in Parijs, dreunen de gebeurtenissen nog na in de media. De opiniepagina’s van kranten worden er over vol geschreven, praatprogrammas worden er over vol gepraat. En het gaat steeds over één ding: de vrijheid van meningsuiting.
Vrijheid is een groot goed. Dit begrip voert niet voor niets het motto aan dat de Fransen hebben geërfd van hun voorouders uit de tijd van de revolutie: ‘Vrijheid, gelijkheid, broederschap’. En tegelijk vraag ik me af of het niet eens tijd wordt om het over het laatste woord van dat motto te hebben: broederschap. Temidden van alles wat er over de aanslagen te lezen was, werd ik getroffen door een berichtje over de Malinese twintiger Lassana Bathily. Tijdens de gijzeling in de kosjere supermarket verborg hij zes mensen in de koelcel in de kelder van het gebouw. Hij doofde de lichten, zette de koelinstallatie uit en sloot de deur. Vervolgens ontsnapte hij via de goederenlift en waarschuwde de politie. Later zei hij in een interview dat hij ‘zijn broeders’ had geholpen. “Wij zijn allemaal broeders. Het is geen kwestie van joden, christenen en moslims, we zitten allemaal in hetzelfde schuitje.”
Deze woorden riepen bij mij het visioen op van psalm 133:
“Zie, hoe goed, hoe weldadig broeders te wezen en samen te zijn… Want daar gebiedt hij de zegen, de Heer: leven in eeuwigheid.”
Natuurlijk is het van belang dat we nadenken over (de grenzen van) vrijheid van meningsuiting (het is immers geen absoluut begrip). Maar de hoop van deze wereld ligt nu bij die ene mens die begrijpt wat broeder- en zusterschap is, ernaar handelt en het ons leert.
gepubliceerd op 30 januari 2015