Ons verlangen en diepe wens om teder te worden aangeraakt door vrienden en kennissen, dat wil zeggen fysiek aangeraakt door een knuffel, een kus op de wang of een liefkozing is voorlopig en wellicht voor langere tijd verboden vanwege Corona, taboe.
Dat is wat virologen ons vertellen. Zo wordt een goed en terecht verlangen, een fysiek verlangen ervaren als een verbod. Dit verbod ergert ons of kan ons zelfs ziek maken.
We zijn hierdoor flink beperkt en gefrustreerd en we hopen op betere tijden. Is deze hoop, dit wachten, werkelijk alles wat we nu kunnen doen? Is er een compensatie voor het gebrek aan fysieke aanraking?
Mijn suggestie: in deze noodsituatie kunnen we nu ook de mogelijkheid en de waarde ontdekken van psychische aanraking. We kunnen onze mentale, geestelijke en spirituele verlangens weer sterker ontwikkelen.
Deze zin klinkt als een provocatie, alsof we ons lichaam moeten scheiden van onze geest en ziel. Ik bedoel dit dualisme absoluut niet.
Maar in een tijd waarin de pandemie de mensheid bedreigt, moeten we de kracht van de geest herontdekken als hulp in nood, als een licht, om te overleven. Want het is toch een feit: er is vreugde in geestelijk verlangen, vreugde bij intellectuele samenwerking in gesprekken, luisteren, in wederzijdse stilte, in wederzijds verdriet. Het is de kracht van de geest die ons dan verbindt en – dit is ook belangrijk – een verlangen creëert om liefdevol met elkaar om te gaan.
Mijn suggestie: laten we nu ontdekken hoe onze geest en ziel zich in een glimlach uitdrukken, in luisteren, in de stilte met elkaar en vooral bij het spreken. Daarin tonen we ons spiritueel en geestelijk verlangen. Dit is wat ons onderscheidt als mens; als intelligente mensen zijn we geen dieren, zoals sommigen beweren. Deze kennis van het verlangen van de geest en de ziel zal hopelijk een belangrijke inzicht blijven als de corona-crisis is verdwenen.
En laten we bedenken: alleen door onze mentale kwaliteiten kunnen we fysieke aanraking als mooi en waardevol ervaren, nu en later. Het is altijd al de geest geweest die ons heeft geleerd om fysieke aanrakingen te waarderen, die ons leerde lief te hebben. We hebben toch ook altijd emotie gewaardeerd in fysiek contact.
Het is niet cynisch, maar als hulpmiddel bedoeld in deze discussie: laten we nu, misschien wel in het bijzonder in deze bijzondere tijden, leren om het geestelijke en spirituele verlangen te waarderen en er van te houden. Dan kan later misschien het fysieke verlangen een nieuwe kwaliteit krijgen. Leven we wellicht, noodgedwongen, in een leerproces?
Ik wil hier alleen aangeven dat zich in het geestelijke verlangen ook het verlangen naar een dragende zin van het leven en dus indirect ook naar een spiritueel verlangen naar God, het goddelijke, het eeuwige uitdrukt.
Het is goed als we dit onderwerp met elkaar blijven bespreken…
gepubliceerd op 15 juni 2020